Verzorgingsstaat houdbaar
Ouderen veel productiever dan beleidsmakers denken
Afbraak verzorgingsstaat niet nodig
De vergrijzing, met als gevolg een toenemend aantal ‘jonge ouderen’, hoeft niet per se een last te zijn voor Europese verzorgingsstaten. Ouderen hebben meer mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de verzorgingsstaat en de maatschappij.
Dat betoogt Kathrin Komp in haar proefschrift, waarop ze 13 september promoveert aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen.
Pensioen en zorg zijn niet het hele plaatje
De vergrijzing van de bevolking wordt beschouwd als een last voor verzorgingsstaten. De vraag naar pensioenuitkeringen en de behoefte aan gezondheidszorg neemt immers toe met de vergrijzing. Voorstanders van het neoliberalisme betogen dat verzorgingsstaten deze last alleen kunnen dragen door fors te bezuinigen op sociale voorzieningen.
Echter ouderen leveren een flinke bijdrage
Komp: “De jonge ouderen – tot tachtig jaar – zijn gezond, gepensioneerd en hoeven geen kinderen meer op te voeden. Ze zijn lichamelijk in staat om zich met productieve activiteiten bezig te houden, bijvoorbeeld met betaald werk, vrijwilligerswerk en het geven van informele zorg. Wanneer jonge ouderen zich met deze productieve activiteiten bezighouden, vervullen ze taken die anders door de verzorgingsstaten zelf zouden moeten worden vervuld, bijvoorbeeld door het aanbieden van meer sociale diensten”.
Komps belangrijkste bevinding is dat de jonge ouderen vaak als belasting voor verzorgingsstaten beschouwd worden, ook als zij zich met productieve activiteiten bezig houden. Ze onderzocht de pogingen van de overheid om met de jonge oudere populatie om te gaan. Zo zijn pensioenregelingen verlaagd en zijn vrijwilligerswerk en het geven van informele zorg op oude leeftijd gestimuleerd. Komps beschouwing is gebaseerd op stereotypes van oudere mensen en op een tekort aan aandacht voor productieve activiteiten behalve betaald werk. Discussies over de rol van de jonge ouderen zullen daarom dus sterker gebaseerd zijn op traditionele beeldvorming dan op de werkelijke bijdrage van jonge ouderen.