EPO doping discussie

Erik Dekker

EPO en Emoties

Onderzoek onder de maat?

Bas Heijne sabelt in een column (Kwade Zaken) in de NRC Jo Marx neer. Deels overigens met de eigen woorden van Marx. De (inmiddels gepensioneerde) internist heeft afstand genomen van een rapport uit 1999 over doping en EPO, waarbij de wielrenner Erik Dekker centraal staat. Er wordt een hematocriet van 0,52 vastgesteld. De limiet lag op 0,50. In de Volkskrant van 2 april 2013 zegt Marx “Werk dat in de prullenbak hoort“. Is daarmee de integriteit van de onderzoeker in het geding zoals wordt gesuggerereerd?

NRC

Historie

In een Interview voor het U Blad ( Jaargang 18 (31) uit 2000 zegt de dan nog Hoogleraar Interne Geneeskundige in het AZU (thans UMC Utrecht) Marx : “Centraal in ons onderzoek stond een analyse van de bloedcontroles die Dekker de afgelopen drie jaar had ondergaan. Dat waren er heel veel, alleen in 1999 al veertien, met niet alleen de hematocrietwaarden maar ook allerlei ijzerparameters en andere bepalingen. Die controles lieten een zo constant beeld zien dat het onwaarschijnlijk is dat Dekker op enig moment EPO heeft gebruikt. De hoge waarde moet dus wel zijn ontstaan door afwijkende omstandigheden bij de controle. Er is slecht geprikt en daardoor heeft de stuwband meer dan een minuut om de arm van de renner gezeten. Dat kan grote invloed hebben op verschillende bloedwaarden. Het is niet voor niets dat voor wetenschappelijk onderzoek bij voorkeur ongestuwd bloed wordt gebruikt.”

Erytropoietine (EPO)

Hoe dan ook, Erik Dekker ging vrijuit dankzij de rapportage van de inmiddels al “Utrechtse doping-professor’ Marx, die overigens in de vakpers een goed woordje doet voor EPO. De introductie van Erytropietine (EPO) in de kliniek heb ik zelf meegemaakt. Het product EPO kan de rol overnemen van het gelijknamige lichaamseigen hormoon dat in allerlei situaties onvoldoende aanwezig is. Het blijkt een wondermiddel voor de behandeling van verschillende vormen van bloedarmoede, die tot dan soms alleen met transfusies behandeld konden worden. De aanmaak van rode bloedlichaampjes wordt enorm gestimuleerd en dat bleek ook handig voorafgaande aan operaties. De Haematocrtiet (HT) was daarbij het ijkpunt. In 2000 komen Franse onderzoekers met een bepaling waarmee het medicament erytropoietine in lichaamseigen materiaal (urine) kan worden aangetoond. Dat krijgt natuurlijk een grote invloed op vorm en inhoud van de controle op het gebruik van verboden middelen. Als deze methodiek in 1998 ter beschikking had gestaan had het onderzoek bij Erik Dekker mogelijk een andere uitkomst gehad? Vergelijk het maar met de tijd voor en na de introductie van DNA bepaling in de rechtzaal. Voor mij bestaat er geen twijfel over de integriteit van de toenmalige onderzoeker Marx. Misschien had hij achteraf gezien beter kunnen afzien van een uitspraak gezien de ‘stand van de wetenschap’ destijds?

Wikipedia (april 2013)

Though EPO was believed to be widely used in the 1990s in certain sports, there was no way at the time to directly test for it, until in 2000, when a test developed by scientists at the French national anti-doping laboratory (LNDD) and endorsed by the World Anti-Doping Agency (WADA) was introduced to detect pharmaceutical EPO by distinguishing it from the nearly identical natural hormone normally present in an athlete’s urine.